Je kunt interne verbindingen toevoegen vanuit de Instellingen pagina van een applicatie of de Info pagina van een database. Het maakt niet uit waar je het proces begint; het resultaat zal hetzelfde zijn.

  • Wil je een verbinding toevoegen vanuit een applicatie, gebruik dan de Verbinding toevoegen knop in de sectie Interne verbindingen van de Instellingen pagina.
  • Als je een verbinding vanuit een database wilt toevoegen, gebruik je de knop Applicatie toevoegen in de sectie Interne verbindingen van de Info pagina.

In beide gevallen zie je dezelfde interface waarmee je de database of applicatie kunt kiezen waarmee je de interne verbinding wilt maken.

Voeg een interne verbinding van een database naar een applicatie toe in MyKinsta.
Voeg een interne verbinding van een database naar een applicatie toe in MyKinsta.

Omgevingsvariabelen

We kunnen de omgevingsvariabelen van een applicatie automatisch vullen vanuit de verbindingsgegevens van de database. Kopieer en plak de interne verbindingsgegevens niet in de omgevingsvariabelen. Klik op Add connection of Add application en vink het vakje Add environment variables… aan. Hierdoor worden automatisch de omgevingsvariabelen ingevuld van de database waarmee je verbinding maakt.

Sommige applicaties verwachten omgevingsvariabelen (sleutels) met andere namen. Je kunt de namen in de lijst bewerken voordat je de verbinding toevoegt of ze later bewerken op de instellingenpagina van de applicatie.

Vul omgevingsvariabelen automatisch uit de gegevens van de databaseverbinding.
Vul omgevingsvariabelen automatisch uit de gegevens van de databaseverbinding.

Interne verbindingen en het bouwproces

Interne verbindingen zijn alleen beschikbaar tijdens runtime; ze zijn niet beschikbaar tijdens het bouwproces.

Als je applicatie probeert verbinding te maken met een database met behulp van een interne verbinding tijdens het bouwproces, veroorzaakt dit een fout die zegt dat de database niet draait, waardoor de build mislukt. Dit wordt verwacht omdat de interne verbinding niet live is tijdens het bouwen; deze kan alleen tijdens runtime worden gebruikt.

Er zijn een paar manieren om hier omheen te werken.

Optie 1: Verplaats de logica die verbinding maakt met de database van de bouwopdracht van de applicatie naar de startopdracht. Bijvoorbeeld: als je een commando als prisma migrate in het bouwproces hebt en je verplaatst dat commando naar het startcommando, dan zal je applicatie alleen tijdens runtime toegang hebben tot de database en zal de build succesvol zijn.

Optie 2: Voeg naar behoefte aparte omgevingsvariabelen toe voor de databaseverbinding, de ene beschikbaar voor het bouwproces en de andere alleen voor runtime. De sleutels kunnen hetzelfde zijn (bijvoorbeeld DB_CONNECTION_URL) zolang de ene alleen beschikbaar is tijdens het bouwproces en de andere alleen tijdens runtime. Gebruik de externe verbindingsgegevens van de database (Databases > dbnaam > Info > Externe verbindingen) voor de waarden van variabelen die gebruikt moeten worden tijdens het bouwproces.

Poorten

De poort voor interne verbindingen met een applicatie is 8080, en de poort voor interne verbindingen met een database is 3306. De poorten voor deze interne verbindingen kunnen niet worden gewijzigd.

Voor applicaties stelt Kinsta automatisch de omgevingsvariabele PORT in. Je hoeft deze niet zelf te definiëren of hard te coderen in de applicatie. Wanneer een applicatie wordt gedeployd, is hij op het internet bereikbaar op de poorten 80 en 443, en wij routeren die poorten naar de container op poort 8080.

Verwante documentatie